‘Rondzwerven vind ik iets prachtigs’ - in gesprek met Charlotte Dematons over het maken van het boek

Interview door Jill March
We zitten samen aan de eettafel. Aan de muren hangen tekeningetjes van balletschoentjes, een jurk. Er staat een rieten poppenwagen in de hoek van de schouw.
‘Het verhaal voor dit boek ben ik niet gaan zoeken,’ vertelt Charlotte. ‘Ik liet het naar me toekomen.’
Wanneer ze de opdracht van het Kunstmuseum Den Haag krijgt om een boek te maken bij de tentoonstelling Nieuw Parijs: van Monet tot Morisot reist ze met haar dochter Julie naar de hoofdstad van het land waar ze zelf geboren is. Om de stad te ervaren, met haar bijzondere lichtval op de huizen, de korte schaduwen, heel anders dan hier.
Op de plateaus tussen de vele trappen van de Montmartre ontdekt ze stukjes niemandsland waar daklozen hun plekje hebben ingenomen, een hutje hebben gebouwd of zelfs een hometrainer hebben neergezet. Deze mensen nemen geen deel meer aan de maatschappij, maar ze zijn er wel. Ze observeren. Ze kijken vanaf de zijlijn. Dit lijkt Charlotte een mooi perspectief voor het boek; om aan de hand van een 19e eeuwse dakloze Parijs te ontdekken.
‘De zwerver van de 19e eeuw had de vrijheid omarmd en zich losgemaakt van alle maatschappelijke verplichtingen,’ legt Charlotte mij uit.
Georges, de hoofdpersoon van dit verhaal, is een man van goede komaf die na het verlies van zijn vrouw aan lager wal is geraakt. Hij is gebaseerd op een oude familievriend van Charlotte. Een weemoedig man die de straten van Parijs bewandelt. Een tweede personage was belangrijk om Georges een stem te geven, om hem te kunnen laten bewegen door de straten van Parijs. Jacques haalt hem uit zijn stilte, samen zwerven ze door de stad.
Het verhaal vindt plaats in de tijd dat de Eiffeltoren wordt gebouwd. Menig Parijzenaar dacht toen dat het bouwwerk maar van tijdelijke aard zou zijn. De Eiffeltoren is een belangrijk ijkpunt op de plattegronden in het prentenboek Een wandeling door impressionistisch Parijs met Georges en Jacques, het is immers het eerste waar kinderen aan denken bij Parijs. Rond de kaart zie je de straten geschilderd door de impressionisten.
Tijdens haar onderzoek naar de geschiedenis van Parijs kijkt Charlotte met een nieuwe blik naar haar hoofdstad. Zo ontdekt ze dat er voor het eerst poubelles (vuilnisbakken) in Parijs verschijnen rond de tijd dat ze het verhaal wil laten plaatsvinden. Drie verschillende bakken met deksels: één voor papier en textiel, één voor restafval en één voor kapot aardewerk, glas én oesterschelpen. Dat is een fijne bijkomstigheid voor haar personages, die toch ook echt af en toe iets moeten eten.
Boven in Charlottes atelier mag ik een foto van haar nemen. ‘Hierzo?’ vraagt ze. Ik knik. Dit is de plek waar haar werelden ontstaan. Ze laat me haar laatje met penselen zien. ‘Deze zou ik normaal wegdoen. Maar ze komen voor de allerkleinste details nog van pas. Een kwast gaat naar je hand staan, wist je dat?’
Zelfs de penselen met slechts drie haartjes bewaart ze. Voor de allerkleinste tekeningetjes, die je met het blote oog nog net kunt zien.
Het werk van Charlotte ontstaat altijd vanuit kinderlijk denken en ze zit daarbij vol met humor. Onderaan de bladzijden van het prentenboek zie je het verhaal van Georges afgebeeld. Eerst zit hij eenzaam op een bankje in het park, waarna er steeds meer mensen voorbij komen die allemaal een eigen verhaal vertellen. Een jongen die met zijn moeder zijn bootje te water laat maar vervolgens in de fontein valt. Een pagina later loopt de verschrikte moeder met haar zoontje en een nat jasje in haar hand het beeld uit. Net een scène uit een toneelstuk. Zo combineert ze geschiedenis met een voor zowel kinderen als volwassenen interessant fictief verhaal.
Om kinderen uit te dagen goed te kijken, écht goed te kijken naar de kunstwerken zelf, heeft Charlotte de impressionistische schilderijen voorzien van kleine grapjes en aanpassingen. Het zijn zoekplaten geworden, zoals we die zo goed van Charlotte kennen.
Zie jij de luchtballon, de gele ballon, de zwarte kat en Georges?
